Wat is het programma Zon voor Vee?
Het programma Zon voor Vee is ontwikkeld door PowerField en maakt het mogelijk dat geen melkveebedrijf hoeft te verdwijnen, ook niet bij Natura2000-gebieden. Over het Zon voor Vee-programma hebben wij diverse deskundigen geconsulteerd, van uiteenlopende organisaties en overheden: de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland, het ministerie van LNV, LTO Nederland en LTO-Noord, Royal FrieslandCampina, Rabobank Nederland en Rabobank Groningen-Drenthe.
De inbreng van onze gesprekspartners is van groot belang geweest bij de nadere uitwerking van het programma.
Kleinschalige zonneweide biedt melkveehouders nieuw perspectief
De stikstofemissie van melkveebedrijven fors verminderen, zonder de bedrijfseconomische basis onder die bedrijven aan te tasten? Het kan. Door de melkveehouders toe te staan op een klein deel van hun grond een nieuwe, duurzame tak te ontwikkelen met een hoog rendement: een kleinschalige zonneweide.
Emissiereductie van 25 tot 35 procent
De duurzame hoogrenderende tak is een kleinschalige zonneweide van circa 5 hectare. Als ‘tegenprestatie’ voor de omgevingsvergunning die de overheid daarvoor verleent aan de boer/ondernemer, moet deze het aantal dieren op het bedrijf reduceren. Uitgaande van een bedrijf met 100 stuks melkvee en een zonneweide van 5 hectare is een reductie met 30 stuks melkvee, zonder deze reductie te compenseren door bijvoorbeeld meer jongvee of vleesvee, bedrijfseconomisch verantwoord. Dat betekent dus een reductie van de emissie op bedrijfsniveau met tenminste 25 tot 30 procent. Als daaraan het effect wordt toegevoegd van vrijwillige generieke maatregelen die de sector zelf wil gaan introduceren, dan kan dat oplopen tot een emissiebeperking op bedrijfsniveau van ten minste 35 procent.
Vrijwillige keuze
Een melkveehouder gaat er financieel zeker niet op achteruit. Dit programma is snel in te voeren en kan binnen een jaar concrete resultaten opleveren. Voor de boer is het een 100 procent vrijwillige keuze en een zuiver zakelijke afweging of hij wil meedoen. Het eigendom van zijn productierechten – de op het bedrijf rustende vergunning, fosfaatrechten en stikstofruimte – wordt op geen enkele wijze aangetast. De grond blijft eigendom van de boer en de bestemming blijft agrarisch.
De waarde van het bedrijf wordt met de toevoeging van zo’n nieuwe tak versterkt. Dit betekent ook een verruiming van de mogelijkheden om financiering aan te trekken voor investeringen in bijvoorbeeld duurzame stallen en technieken.
Eenvoudige procedure
De kleinschalige zonneweides laten zich gemakkelijk landschappelijk inpassen. Er zijn nu al gemeenten die in hun beleid hebben opgenomen dat kleine weides gekoppeld aan bouwblokken van agrarische bedrijven in beginsel zijn toegestaan en via de eenvoudige procedure en een besluit van het gemeentebestuur (B&W) een vergunning kunnen krijgen.
Het eigendom van deze kleinschalige zonneweides is ook heel goed lokaal in te vullen; een ambitie in het Klimaatakkoord.
De hoofdlijnen van het Programma Zon voor Vee
- Onder regie van de provincies bepalen de gemeenten dat specifiek voor dit type zonneweides via een eenvoudige vergunningprocedure toestemming kan worden verleend. Dit om snelheid in de ontwikkeling te krijgen, wat urgent is in verband met stikstofreductie.
- De vergunning en SDE-subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat de boer voor een periode van in beginsel 25 jaar zijn productierechten (fosfaat- en emissierechten) die corresponderen met de afgesproken reductie van de veestapel niet gebruikt en op afstand zet. De boer is verplicht zes stuks melkvee in te leveren per hectare vergunde zonneweide. In principe wordt uitgegaan van maximaal 5 hectare per melkveebedrijf.
- Desgewenst kan een melkveehouder vijf jaar na ingebruikname van de zonneweide een verzoek indienen bij de vergunningverlenende instantie om weer te mogen uitbreiden naar zijn oorspronkelijke aantal dieren. Ook kan de boer zijn tijdelijke onbenutte fosfaat- en stikstofruimte weer benutten. Dit is uitsluitend mogelijk indien de melkveehouder na die vijf jaar kan aantonen dat hij de best beschikbare technieken voor emissie-beperking op zijn bedrijf heeft ingevoerd. Én indien in het algemeen in de wetenschap wordt aangenomen dat deze technieken een emissiebeperking realiseren die gelijk is aan die van de oorspronkelijke veestapel-reductie. Door deze clausule is het interessant voor de melkveehouder om zijn fosfaat- en stikstofruimte te behouden. Deze rechten blijven dus ook binnen de sector. Het wordt tevens interessant om voortvarend te investeren in innovatie. Plus, het bedrijf wordt niet op slot gezet.
- De ontwikkelaar/exploitant betaalt de boer een jaarlijkse huur van minimaal 5.500 euro per hectare, uitgaande van het SDE-tarief van 2020. Op de huur is CPI-indexering van toepassing. De boer blijft eigenaar van zijn grond en de bestemming blijft agrarisch. De boer hoeft in deze huur-variant niet te investeren in de ontwikkeling en realisatie van de zonneweide en is niet risicodragend.
- De ontwikkelaar/producent is bij deze zonneweides verplicht het beheer en toezicht uit te besteden aan de boer/grondeigenaar tegen een tarief van 600 euro per jaar per hectare. De zonneweide is immers onderdeel van het melkveebedrijf en van de landerijen.
- De afspraken tussen overheid/vergunning verlenende autoriteiten en de boer hebben een looptijd van 25 jaar, net als de afspraken tussen de ontwikkelaar en de boer. In de vergunning-voorwaarden en overeenkomsten worden de afspraken juridisch geborgd en handhaafbaar gemaakt.
Geen melkveebedrijf hoeft te verdwijnen, ook niet bij Natura2000-gebieden
Gebiedsgericht en in de nabijheid van Natura2000 kan op bedrijfsniveau een stikstofreductie van ten minste 25 procent worden behaald als melkveebedrijven meedoen die ter plaatse voor depositie zorgen. Als daar emissie-winst van door de sector zelf áangeboden maatregelen aan wordt toegevoegd, kan de emissie van de melkveebedrijven ter plaatse met 35 procent worden verminderd. Indien deze bedrijven ook nog eens gebruik maken van de ‘Investeringsimpuls verduurzaming’ waarvoor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) enkele honderden miljoenen euro’s beschikbaar stelt, kan de emissiereductie op bedrijfsniveau oplopen tot 40 à 50 procent.
In dit op volledige vrijwilligheid gebaseerde concept hoeft geen melkveebedrijf te verdwijnen – en ook het inkomen op het platteland blijft stabiel.
De geschetste optie is zeker interessant voor boeren die verder willen en toekomst zien op hun huidige locatie. Zij leveren een forse bijdrage aan de emissiebeperking ter plaatse en krijgen een nieuwe tak die 25 jaar lang gegarandeerd bedrijfsinkomen oplevert, in aanvulling op de hoofdtak melkveehouderij. Investeren door de boer is niet nodig, dat doet de ontwikkelaar/energieproducent.
Vanuit het perspectief van de overheid kan het Programma van groot belang zijn in de nabijheid van Natura2000-gebieden. Het uitkopen van melkveebedrijven is niet altijd mogelijk en stuit vaak op weerstand binnen de sector. Verkoop is voor veel melkveehouders geen optie, omdat men een ‘mooi bedrijf met opvolging’ heeft. Als uitkoop al mogelijk is, gaat het vaak om een langslepend proces en betekent het vaak een dure oplossing. Door melkveebedrijven de Zon voor Vee-optie aan te bieden is sneller resultaat te boeken en gaat er geen inkomen en werkgelegenheid op het platteland verloren. Integendeel, de melkveebedrijven komen er sterker voor te staan, zullen meer kracht hebben om te innoveren (ook op het vlak van duurzaamheid, emissie-beperking, enzovoorts). Kortom, er is weer perspectief.
Provincies krijgen de regierol in de gebiedsgerichte aanpak. Zon voor Vee vormt een extra instrument in de gebiedsgerichte aanpak van de provincies én een extra aanbod voor boeren.